Pensioenpaniek berust op een misverstand
Pensioenpaniek wordt bewust aangewakkerd
B.M.S. van Praag (em. universiteitshoogleraar Economie en lid van het Verantwoordings Orgaan ABP. Dit artikel is geschreven op persoonlijke titel)
Na het klappen van de pensioenonderhandelingen kunnen we rustig stellen dat de paniek over het pensioen nu echt heeft toegeslagen. Het kabinet doet er alles aan om deze paniek aan te blazen door nu al jaren van de daken te roepen dat het huidige systeem ‘onhoudbaar’ is en dat als gevolg daarvan toekomstige gepensioneerden een lege kas zullen aantreffen. Jongeren worden opgezet tegen ouderen. Het kabinet speelt hier in feite een dubieuze dubbelrol. De regering poseert als welwillende onafhankelijke mediator tussen werkgevers en werknemers, maar in feite is zij zelf de grootste werkgever van het land en zij komt op voor haar belangen als werkgever samen met de bedrijven in de private sector. Ondertussen hebben gepensioneerden, na tien jaar geen indexatie en in sommige gevallen zelfs kortingen gehad te hebben, een koopkrachtverlies moeten incasseren dat gemiddeld al is opgelopen tot ca.15% met het vooruitzicht dat daar in de komende jaren nog minstens 10% verlies bij zal komen. Ook gepensioneerden zijn in paniek.
Ook bij vele nog actieve werknemers zijn er onlustgevoelens, want ook hun opgebouwde pensioenrechten zijn navenant gekort. Op den duur, als zij met pensioen gaan, krijgen zij hetzelfde koopkrachtverlies voor de kiezen. De waarheid is dat bij de meeste fondsen het geld tegen de plinten klotst, maar dat die fondsen door de overheid in een wurggreep worden gehouden waardoor ze niet mogen indexeren.
De directe oorzaak van het ongenoegen is de rekenregel die volgens De Nederlandsche Bank gebruikt moet worden om de gezondheid van pensioenfondsen te meten. Die is gebaseerd op een autonoom vastgestelde rekenrente, ook wel genoemd ‘marktrente’of ‘risico-vrije’ rente, die de laatste jaren zweeft om de 1,5%, terwijl de meeste fondsen al decennia een over de jaren gemiddeld rendement incasseren op hun vermogen van tussen de 6 en 8%. De extreem voorzichtige keuze voor een rendementsverwachting van 1,5% ,gelijk aan de rente op Nederlandse en Duitse staatsobligaties, leidt tot een uiterst pessimistische waardering van de gezondheid van fondsen. Omdat volgens deze meetlat de fondsen er slecht voorstaan mogen ze al jaren van de DNB niet indexeren. In het buitenland wordt overal een veel hogere (en soms té hoge) rentevoet gebruikt.Het valt op dat DNB noch andere deskundigen ter verdediging van deze zwartgallige keuze niets anders weten te prevelen dan de mantra dat de rente ‘risico-vrij’ moet zijn.
Maar wat is daar zo fijn aan in het geval van pensioenfondsen? De term ‘risico-vrij’ is al stokoud en slaat op de eigenschap van staatsobligaties dat zij een vaste nominale couponrente uitkeren en dat bij het einde van de lening de nominale hoofdsom wordt terugbetaald. Het gaat dus om een ideale belegging voor weduwen en wezen. Maar die risico-vrijheid heeft een prijs. Bij belegging in aandelen zal in het algemeen een hoger rendement gehaald worden, terwijl er een correctie voor inflatie plaats vindt. Pensioenfondsen zijn geen weduwen en wezen. Het gaat om grote fondsen die beleggen in breed gespreide portfolio’s, waarbij natuurlijk op bepaalde beleggingen wel eens een zeperd gehaald wordt, maar tegelijkertijd op andere beleggingen een extreem goed rendement wordt binnengehaald. De Wet van de Grote Aantallen werkt hier voorbeeldig . Het liquiditeitsrisico van een fonds is heel wat anders dan van weduwen en wezen en ook dan dat van een bank of bedrijf. De inkomsten en uitgaven liggen praktisch vast over een termijn van tientallen jaren en zijn beide gering ,vergeleken met het vermogen. Zo is bij het ABP in 2017 het vermogen ca. € 410 miljard, terwijl de premie-inkomsten ca. 9 miljard zijn en de pensioenuitkeringen 11 miljard. Wanneer wij zouden uitgaan van 0% rendement is er dus een netto –outflow van ca. 2 miljard , dat is ca. een 0.5% van het fondsvermogen. In werkelijkheid was het rendement ca. 29 miljard in 2017. Het ABP was dus in één jaar 30 miljard rijker geworden. Wanneer het een jaar bijzonder slecht gaat is er helemaal geen man over boord, omdat dat verlies in volgende jaren weer wordt gecompenseerd door goede resultaten. Studies over het rendementsverloop over de lange termijn geven een gemiddeld rendement voor goed –beleggende fondsen – en dat zijn de grote fondsen in Nederland- van 6 à 7% per jaar.
Er is dus geen enkele reden om uit te gaan van een ‘risico-vrije’ rente van 1,5%. Men dient zich voor een gezondheidsmeting te baseren op een prudente inschatting van het te maken gemiddelde rendement , dat in Nederland op basis van een decennialange ervaring voor veel fondsen in de orde van minstens 3% per jaar zal liggen. Dan zal de dekkingsgraad niet langer zweven om de 100% maar om de 120% en wordt indexatie wel mogelijk. Dat is geen truc maar een objectief te rechtvaardigen keuze.
Resumerend, de keuze voor de risico-vrije rente is onnodig en zonder wetenschappelijke fundering. Op basis van deze questieuze maatstaf kan de overheid de werknemers en gepensioneerden in een wurggreep houden, net zolang totdat ze instemmen met de structuurwijzigingen die werkgevers, waaronder de overheid als grootste, willen afdwingen.
De consequenties van deze keuze zijn dramatisch en leiden tot een ravage van ons pensioensysteem (‘het beste ter wereld’!), ontwrichting van de arbeidsmarkt en groeiende paniek in miljoenen huishoudens van senioren en anderen die rekenden op een fatsoenlijke oudedagsvoorziening.